4 verschillen tussen een taaldocent en taaltrainer
Bij het kiezen van een taalcursus is het belangrijk om te weten dat er verschillende leermethoden zijn. Taaldocenten volgen een vast programma en geven uitleg, terwijl taaltrainers bezig zijn met het ontwikkelen van taalvaardigheid door actief met de cursisten te oefenen. Hierbij 4 verschillen:
1 Docenten vertalen terwijl trainers de cursist laten praten
Het is gebruikelijk dat docenten woorden en zinnen vertalen als een cursist moeite met een onderwerp heeft. Ze gebruiken vaste programma’s die de cursisten weinig ruimte geven om te leren door actief te oefenen. Maar om iets te leren moet de cursist zelf actief met de taal bezig zijn. Aan de andere kant gaan taaltrainers actief in gesprek met cursisten en geven voorbeelden die aansluiten op dat wat de cursisten al weten. Ze laten cursisten oefenen en ervaren hoe zij hun Engels kunnen verbeteren in dagelijkse werksituaties.
2 Docenten praten over de taal terwijl trainers cursisten helpen om de taal te ervaren
Door het volgen van een vast programma overladen docenten met grammatica en vocabulaire zonder de cursisten bloot te stellen aan real life voorbeelden in de dagelijkse praktijk.
Taaltrainers laten cursisten ervaren hoe zij hun Engels kunnen verbeteren en geven geleidelijk steeds moeilijkere oefeningen. Zo leren cursisten om grammatica en zinsbouw te gebruiken op een natuurlijke manier.
3 Docenten testen achteraf terwijl taaltrainers fouten direct corrigeren
Docenten geven les gedurende een langere tijd en testen daarna wat een cursist onthouden heeft in plaats van de taal te oefenen. Taaltrainers laten de cursisten continue praten en geven ondertussen uitleg en feedback. Als je vloeiend wilt leren spreken is het belangrijk dat het taalgebruik van de cursist direct wordt gecorrigeerd.
4 Docenten starten bij het begin, terwijl trainers hun huidige taalniveau als startpunt nemen
In het normale onderwijs komt de docent met een vooraf bepaald programma naar de les en proberen dit de cursisten bij te brengen. Trainers graven diep om te kijken wat cursisten al weten om hierop daarna verder te kunnen bouwen. Ze zoeken naar woorden, grammatica en zinsbouw die de cursisten al weten en gebruiken dit als basis om nieuwe vaardigheden op te bouwen.